Information über das Wort uitdoen (Niederländisch → Esperanto: estingi)

Synonyme: blussen, doven, uitblussen, uitdoven, uitmaken

WortartVerb
Aussprache/ˈœy̯dun/
Trennunguit·doen

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) doe uit(ik) deed uit
(jij) doet uit(jij) deed uit
(hij) doet uit(hij) deed uit
(wij) doen uit(wij) deden uit
(jullie) doen uit(jullie) deden uit
(gij) doet uit(gij) deedt uit
(zij) doen uit(zij) deden uit
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) uitdoe(dat ik) uitdede
(dat jij) uitdoe(dat jij) uitdede
(dat hij) uitdoe(dat hij) uitdede
(dat wij) uitdoen(dat wij) uitdeden
(dat jullie) uitdoen(dat jullie) uitdeden
(dat gij) uitdoet(dat gij) uitdedet
(dat zij) uitdoen(dat zij) uitdeden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
doe uitdoet uit
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
uitdoend, uitdoende(hebben) uitgedaan

Gebrauchsbeispiele

Doe die toorts uit voor we stikken!

Übersetzungen

Afrikaansblus
Dänischslukke; udslukke
Deutschauslöschen; dämpfen; löschen; ausmachen
Englischextinguish; put out
Englisch (Altenglisch)acwencan; adwæscan
Esperantoestingi
Färöerischsløkkja
Finnischsammuttaa
Französischéteindre
Hawaiischhoʻopio
Italienischspegnere; spengere; estinguere
Jiddischאױסלעשן
Katalanischapagar; extingir
Portugiesischapagar; extinguir
Russischгасить
Saterfriesischdämpe; uutläskje
Spanischapagar; extinguir
Thaiดับไฟ
Westfriesischdôvje; dwêste