Information über das Wort indrukken (Niederländisch → Esperanto: enpremi)

WortartVerb
Aussprache/ɪndrɵkə(n)/
Trennungin·druk·ken

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) druk in(ik) drukte in
(jij) drukt in(jij) drukte in
(hij) drukt in(hij) drukte in
(wij) drukken in(wij) drukten in
(jullie) drukken in(jullie) drukten in
(gij) drukt in(gij) druktet in
(zij) drukken in(zij) drukten in
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) indrukke(dat ik) indrukte
(dat jij) indrukke(dat jij) indrukte
(dat hij) indrukke(dat hij) indrukte
(dat wij) indrukken(dat wij) indrukten
(dat jullie) indrukken(dat jullie) indrukten
(dat gij) indrukket(dat gij) indruktet
(dat zij) indrukken(dat zij) indrukten
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
druk indrukt in
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
indrukkend, indrukkende(hebben) ingedrukt

Gebrauchsbeispiele

Druk de tweede knop niet in!
Hij zweeg en drukte een knopje in.

Übersetzungen

Afrikaansdruk
Deutschdrücken
Englischpress
Esperantoenpremi