Information über das Wort doorbrengen (Niederländisch → Esperanto: travivi)

WortartVerb
Aussprache/ˈdoːrbrɛŋə(n)/
Trennungdoor·bren·gen

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) breng door(ik) bracht door
(jij) brengt door(jij) bracht door
(hij) brengt door(hij) bracht door
(wij) brengen door(wij) brachten door
(jullie) brengen door(jullie) brachten door
(gij) brengt door(gij) brachtet door
(zij) brengen door(zij) brachten door
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) doorbrenge(dat ik) doorbrachte
(dat jij) doorbrenge(dat jij) doorbrachte
(dat hij) doorbrenge(dat hij) doorbrachte
(dat wij) doorbrengen(dat wij) doorbrachten
(dat jullie) doorbrengen(dat jullie) doorbrachten
(dat gij) doorbrenget(dat gij) doorbrachtet
(dat zij) doorbrengen(dat zij) doorbrachten
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
breng doorbrengt door
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
doorbrengend, doorbrengende(hebben) doorgebracht

Gebrauchsbeispiele

John Chambers bracht zijn jeugd door in de protestantse arbeiderswijken van Belfast.
Hoe brengen ze hun dagen door als ze niets of weinig ontberen?

Übersetzungen

Englischspend
Esperantotravivi