Information über das Wort uitzweten (Niederländisch → Esperanto: eksudi)

WortartVerb

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) zweet uit(ik) zweette uit
(jij) zweet uit(jij) zweette uit
(hij) zweet uit(hij) zweette uit
(wij) zweten uit(wij) zweetten uit
(jullie) zweten uit(jullie) zweetten uit
(gij) zweet uit(gij) zweettet uit
(zij) zweten uit(zij) zweetten uit
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) uitzwete(dat ik) uitzweette
(dat jij) uitzwete(dat jij) uitzweette
(dat hij) uitzwete(dat hij) uitzweette
(dat wij) uitzweten(dat wij) uitzweetten
(dat jullie) uitzweten(dat jullie) uitzweetten
(dat gij) uitzwetet(dat gij) uitzweettet
(dat zij) uitzweten(dat zij) uitzweetten
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
uitzwetend, uitzwetende(hebben) uitgezweet

Übersetzungen

Deutschexsudieren; ausschwitzen; absondern
Englischexude
Esperantoeksudi
Portugiesischexsudar
Spanischexudar