Information über das Wort invallen (Niederländisch → Esperanto: anstataŭi)

Synonyme: aflossen, de plaats innemen van, inspringen, vervangen, waarnemen

WortartVerb
Aussprache/ˈinvɑlə(n)/
Trennungin·val·len

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) val in(ik) viel in
(jij) valt in(jij) viel in
(hij) valt in(hij) viel in
(wij) vallen in(wij) vielen in
(jullie) vallen in(jullie) vielen in
(gij) valt in(gij) vielt in
(zij) vallen in(zij) vielen in
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) invalle(dat ik) inviele
(dat jij) invalle(dat jij) inviele
(dat hij) invalle(dat hij) inviele
(dat wij) invallen(dat wij) invielen
(dat jullie) invallen(dat jullie) invielen
(dat gij) invallet(dat gij) invielet
(dat zij) invallen(dat zij) invielen
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
val invalt in
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
invallend, invallende(zijn) ingevallen

Gebrauchsbeispiele

Maar ik weet zeker dat je ons graag uit de brand haalt en voor hem invalt.
De invallende geneeskundige kwam reeds na een paar minuten weer neerslachtig de trap af.

Übersetzungen

Afrikaansvervang
Deutschablösen; ersetzen; an Stelle treten; vertreten; Ersatz sein für; Vertreter sein für
Englischtake the place of; supplant; stand in; relieve
Esperantoanstataŭi
Französischremplacer; tenir place de
Italienischrilevare
Katalanischrellevar; substituir
Niederdeutschvervangen
Portugiesischsubstituir
Russischзаменять
Saterfriesischärsätte; oulööse
Spanischreemplazar; substituir
Thaiแทน
Westfriesischferfange