Informasie oor die woord mark (Nederlands → Esperanto: marko)

Woordsoortselfstandige naamwoord
Uitspraak/mɑrᵊk/
Afbrekingmark

Voorbeelde van gebruik

En daarna krijg ik de beloning van vijfduizend mark.
Ik stak achtduizend mark in mijn portefuille, vouwde de rest op en stak die in mijn broekzak.
„Gewelddadige handen hebben zich aan mijn eerwaarde prior vergrepen,” zei Ambrosius, „en de mannen Belials hebben zijn zakken geplunderd en hem beroofd van tweehonderd marken zuiver goud.”

Vertalinge

Afrikaansmark
Deensmark
DuitsMark
Engelsmark
Esperantomarko
Fransmark
Portugeesmarco
SaterfriesMäärk
Spaansmarco