Informasie oor die woord fors (Nederlands → Esperanto: fortika)

Sinonieme: ferm, hecht, potig, robuust, sterk, stevig, stoer, struis, degelijk

Woordsoortbyvoeglike naamwoord
Uitspraak/fɔrs/
Afbrekingfors

Trappe van vergelyking

Stellende trapfors
Vergrotende trapforser
Oortreffende trapmeest forse

Verbuiging

 Stellende trapVergrotende trapOortreffende trap
Predikatiefforsforser(het) meest forse, (het) meest forsee
AttributiefOnbepaaldManlike en vroulike meervoudforseforseremeest forse
Onsydige enkelvoudforsforsermeest forse
Meervoudforseforseremeest forse
Bepaaldforseforseremeest forse
Partitiefforsforsers 

Vertalinge

Deensfast
Duitsfest; befestigt; haltbar; widerstandsfähig; dauerhaft; robust; kernig
Engelsrobust; burly; strong; hefty
Esperantofortika; robusta
Faroëeshaldgóður; sterkur
Fransrobuste
Grieksαθλητικός; ακμαίος
Katalaansrobust
Maleisgagah
Nederduitsstark
Papiamentstòf
Portugeesforte; rijo; sólido
Saterfriesbefäästiged; fääst; hooldboar; strääwich
Spaansresistente; robusto
Wes‐Friesgewûpst; hecht