Informasie oor die woord opheffen (Nederlands → Esperanto: abrogacii)

Sinonieme: abrogeren, afschaffen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɔpɦɛfə(n)/
Afbrekingop·hef·fen

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) hef op(ik) hief op
(jij) heft op(jij) hief op
(hij) heft op(hij) hief op
(wij) heffen op(wij) hieven op
(jullie) heffen op(jullie) hieven op
(gij) heft op(gij) hieft op
(zij) heffen op(zij) hieven op
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) opheffe(dat ik) ophefte
(dat jij) opheffe(dat jij) ophefte
(dat hij) opheffe(dat hij) ophefte
(dat wij) opheffen(dat wij) opheften
(dat jullie) opheffen(dat jullie) opheften
(dat gij) opheffet(dat gij) opheftet
(dat zij) opheffen(dat zij) opheften
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
hef opheft op
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
opheffend, opheffende(hebben) opgeheven

Vertalinge

Afrikaansophef
Duitsabrogieren; aufheben; abschaffen; außer Kraft setzen; zurücknehmen
Engelsabrogate
Esperantoabrogacii; abrogi
Portugeesab‐rogar; anular; cassar