Informasie oor die woord bezoeken (Nederlands → Esperanto: vizitadi)

Sinonieme: frequenteren, over de vloer komen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/bəˈzukə(n)/
Afbrekingbe·zoe·ken

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) bezoek(ik) bezocht
(jij) bezoekt(jij) bezocht
(hij) bezoekt(hij) bezocht
(wij) bezoeken(wij) bezochten
(jullie) bezoeken(jullie) bezochten
(gij) bezoekt(gij) bezocht
(zij) bezoeken(zij) bezochten
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) bezoeke(dat ik) bezochte
(dat jij) bezoeke(dat jij) bezochte
(dat hij) bezoeke(dat hij) bezochte
(dat wij) bezoeken(dat wij) bezochten
(dat jullie) bezoeken(dat jullie) bezochten
(dat gij) bezoeket(dat gij) bezochtet
(dat zij) bezoeken(dat zij) bezochten
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
bezoekbezoekt
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
bezoekend, bezoekende(hebben) bezocht

Voorbeelde van gebruik

Tom Poes gaf het dan ook op hem te bezoeken en trok zich bezorgd in zijn huisje terug.

Vertalinge

Duitsfrequentieren; verkehren; Umgang haben mit; besuchen
Engelsfrequent; attend
Esperantovizitadi
Fransfréquenter; hanter
Katalaansfreqüentar; visitar regularment
Poolsodwiedzać; zwiedzać
Portugeesfreqüentar
Spaansfrecuentar