Informasie oor die woord besuchen (Duits → Esperanto: vizitadi)

Sinonieme: frequentieren, verkehren, Umgang haben mit

Uitspraak/bəˈzʊxən/
Afbrekingbe·su·chen
Woordsoortwerkwoord

Vertalinge

Engelsfrequent; attend
Esperantovizitadi
Fransfréquenter; hanter
Katalaansfreqüentar; visitar regularment
Nederlandsbezoeken; frequenteren; over de vloer komen
Poolsodwiedzać; zwiedzać
Portugeesfreqüentar
Spaansfrecuentar