Sinonieme: aanduiden, aangeven, een teken geven, merken
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈkɛmɛrkə(n)/ |
---|
Afbreking | ken·mer·ken |
---|
Vervoeging
Aantonende wys |
---|
Teenwoordige tyd | Verlede tyd |
---|
(ik) kenmerk | (ik) kenmerkte |
(jij) kenmerkt | (jij) kenmerkte |
(hij) kenmerkt | (hij) kenmerkte |
(wij) kenmerken | (wij) kenmerkten |
(jullie) kenmerken | (jullie) kenmerkten |
(gij) kenmerkt | (gij) kenmerktet |
(zij) kenmerken | (zij) kenmerkten |
Aanvoegende wys |
---|
Teenwoordige tyd | Verlede tyd |
---|
(dat ik) kenmerke | (dat ik) kenmerkte |
(dat jij) kenmerke | (dat jij) kenmerkte |
(dat hij) kenmerke | (dat hij) kenmerkte |
(dat wij) kenmerken | (dat wij) kenmerkten |
(dat jullie) kenmerken | (dat jullie) kenmerkten |
(dat gij) kenmerket | (dat gij) kenmerktet |
(dat zij) kenmerken | (dat zij) kenmerkten |
Gebiedende wys |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
kenmerk | kenmerkt |
Deelwoorde |
---|
Teenwoordige deelwoord | Verlede deelwoord |
---|
kenmerkend, kenmerkende | (hebben) gekenmerkt |