Informasie oor die woord gedijen (Nederlands → Esperanto: prosperi)

Sinonieme: bloeien, floreren, tieren, vooruitkomen, welvaren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ɣəˈdɛi̯jə(n)/
Afbrekingge·dij·en

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) gedij(ik) gedijde
(jij) gedijt(jij) gedijde
(hij) gedijt(hij) gedijde
(wij) gedijen(wij) gedijden
(jullie) gedijen(jullie) gedijden
(gij) gedijt(gij) gedijdet
(zij) gedijen(zij) gedijden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) gedije(dat ik) gedijde
(dat jij) gedije(dat jij) gedijde
(dat hij) gedije(dat hij) gedijde
(dat wij) gedijen(dat wij) gedijden
(dat jullie) gedijen(dat jullie) gedijden
(dat gij) gedijet(dat gij) gedijdet
(dat zij) gedijen(dat zij) gedijden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
gedijgedijt
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
gedijend, gedijende(hebben) gedijd

Vertalinge

Afrikaansfloreer
Duitsgedeihen; gelingen; geraten; glücken; prosperieren
Engelsprosper; flourish; thrive
Esperantoprosperi; flori
Faroëeseydnast; trívast
Fransprospérer
Grieksακμάζω
Italiaansprosperare
Katalaansprosperar
Poolspowodzić się; prosperować
Portugeesprosperar
Saterfriesdäie; gelinge; glukje; roakje; tiegje
Spaansprosperar