Informasie oor die woord kennen (Nederlands → Esperanto: koni)

Sinoniem: bekend zijn met

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈkɛnə(n)/
Afbrekingken·nen

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) ken(ik) kende
(jij) kent(jij) kende
(hij) kent(hij) kende
(wij) kennen(wij) kenden
(jullie) kennen(jullie) kenden
(gij) kent(gij) kendet
(zij) kennen(zij) kenden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) kenne(dat ik) kende
(dat jij) kenne(dat jij) kende
(dat hij) kenne(dat hij) kende
(dat wij) kennen(dat wij) kenden
(dat jullie) kennen(dat jullie) kenden
(dat gij) kennet(dat gij) kendet
(dat zij) kennen(dat zij) kenden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
kenkent
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
kennend, kennende(hebben) gekend

Voorbeelde van gebruik

Zijn naam ken ik niet.
Je kent de feiten niet.
Jullie kennen hem onder de naam „Olivier”.
Ken je dat verhaal?

Vertalinge

Afrikaansken
Albaniesdi
Deenskende
Duitskennen
Engelsbe acquainted with; know
Engels (Ou Engels)gecnawan
Esperantokoni
Faroëeskenna
Finstuntea
Fransconnaître
Italiaansconoscere
Jamaikaanse Patoisnuo
Jiddisjקענען
Katalaansconèixer
Maleiskenal
Nederduitskennen
Noorskjenne
Papiamentskonosé
Poolsznać
Portugeesconhecer; saber
Roemeenscunoaște; ști
Russiesзнать
Saterfrieskanne
Spaansconocer
Sranansabi
Swahili‐jua
Sweedskänna
Tsjeggiesznát
Turkstanımak
Wes‐Frieskenne
Yslandsþekkja