Informasie oor die woord installeren (Nederlands → Esperanto: instali)

Sinonieme: aanleggen, fitten

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ɪnstɑˈleːrə(n)/
Afbrekingin·stal·le·ren

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) installeer(ik) installeerde
(jij) installeert(jij) installeerde
(hij) installeert(hij) installeerde
(wij) installeren(wij) installeerden
(jullie) installeren(jullie) installeerden
(gij) installeert(gij) installeerdet
(zij) installeren(zij) installeerden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) installere(dat ik) installeerde
(dat jij) installere(dat jij) installeerde
(dat hij) installere(dat hij) installeerde
(dat wij) installeren(dat wij) installeerden
(dat jullie) installeren(dat jullie) installeerden
(dat gij) installeret(dat gij) installeerdet
(dat zij) installeren(dat zij) installeerden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
installeerinstalleert
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
installerend, installerende(hebben) geïnstalleerd

Vertalinge

Afrikaansinstalleer
Deensindrette
Duitseinführen; einrichten; einsetzen; installieren; aufstellen; einbauen; legen; verlegen; anbringen; bestallen
Engelsinstall
Esperantoinstali
Fransconstruire; installer; poser
Katalaansinstal·lar
Noorsinnrede
Papiamentsinstalá
Roemeensinstala
Saterfriesienfiere; iengjuchte; iensätte; installierje
Spaansinstalar
Sweedsinreda; inställa
Tsjeggiesinstalovat; zařídit; zavést
Yslandsinnrétta