Informasie oor die woord aanduiden (Nederlands → Esperanto: indiki)

Sinonieme: aangeven, aanwijzen, beduiden, uitduiden, wijzen, wijzen op

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈandœy̯dən/
Afbrekingaan·dui·den

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) duid aan(ik) duidde aan
(jij) duidt aan(jij) duidde aan
(hij) duidt aan(hij) duidde aan
(wij) duiden aan(wij) duidden aan
(jullie) duiden aan(jullie) duidden aan
(gij) duidt aan(gij) duiddet aan
(zij) duiden aan(zij) duidden aan
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) aanduide(dat ik) aanduidde
(dat jij) aanduide(dat jij) aanduidde
(dat hij) aanduide(dat hij) aanduidde
(dat wij) aanduiden(dat wij) aanduidden
(dat jullie) aanduiden(dat jullie) aanduidden
(dat gij) aanduidet(dat gij) aanduiddet
(dat zij) aanduiden(dat zij) aanduidden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
duid aanduidt aan
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
aanduidend, aanduidende(hebben) aangeduid

Vertalinge

Deensangive
Duitsandeuten; weisen; anweisen; zeigen; anzeigen; angeben; hinweisen auf; deuten auf; aufweisen
Engelsindicate; point out; denote
Esperantoindiki
Finsviitata
Fransdésigner; indiquer
Italiaansindicare; mostrare
Katalaansassenyalar; ensenyar; indicar
Nederduitsanwysen
Papiamentsindiká
Portugeesindicar
Saterfriesantjuude; anwiese; wiese
Spaansindicar; señalar
Sranansori
Sweedsutpeka
Thaiชี้; ชี้ให้เห็น
Wes‐Friesoantsjutte; oanwize