Sinonieme: sluiten, toegaan, toegroeien, toevallen, zich sluiten
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈdɪ(xt)xan/ |
---|
Afbreking | dicht·gaan |
---|
Vervoeging
Aantonende wys |
---|
Teenwoordige tyd | Verlede tyd |
---|
(hij) dichtgaat | (hij) dichtging |
(zij) dichtgaan | (zij) dichtgingen |
Aanvoegende wys |
---|
Teenwoordige tyd | Verlede tyd |
---|
(dat hij) dichtga | (dat hij) dichtginge |
(dat zij) dichtgaan | (dat zij) dichtgingen |
Deelwoorde |
---|
Teenwoordige deelwoord | Verlede deelwoord |
---|
dichtgaand, dichtgaande | (zijn) dichtgegaan |
Ook sommige scholen gingen dicht.
De deur ging dicht.
In de staat South Carolina ging het vliegveld van Charleston woensdag enige tijd dicht.