Informasie oor die woord benoemen (Nederlands → Esperanto: enoficigi)

Sinonieme: aanstellen, aannemen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/bəˈnumə(n)/
Afbrekingbe·noe·men

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) benoem(ik) benoemde
(jij) benoemt(jij) benoemde
(hij) benoemt(hij) benoemde
(wij) benoemen(wij) benoemden
(jullie) benoemen(jullie) benoemden
(gij) benoemt(gij) benoemdet
(zij) benoemen(zij) benoemden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) benoeme(dat ik) benoemde
(dat jij) benoeme(dat jij) benoemde
(dat hij) benoeme(dat hij) benoemde
(dat wij) benoemen(dat wij) benoemden
(dat jullie) benoemen(dat jullie) benoemden
(dat gij) benoemet(dat gij) benoemdet
(dat zij) benoemen(dat zij) benoemden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
benoembenoemt
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
benoemend, benoemende(hebben) benoemd

Vertalinge

Duitsernennen
Engelsappoint
Esperantoenoficigi
Italiaansnominare
Nederduitsanstellen
Spaansnombrar
Wes‐Friesbeneame; oanstelle