Informasie oor die woord benadrukken (Nederlands → Esperanto: emfazi)

Sinonieme: beklemtonen, met nadruk zeggen, nadruk leggen op, onderstrepen, accentueren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/bəˈnadrɵkə(n)/
Afbrekingbe·na·druk·ken

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) benadruk(ik) benadrukte
(jij) benadrukt(jij) benadrukte
(hij) benadrukt(hij) benadrukte
(wij) benadrukken(wij) benadrukten
(jullie) benadrukken(jullie) benadrukten
(gij) benadrukt(gij) benadruktet
(zij) benadrukken(zij) benadrukten
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) benadrukke(dat ik) benadrukte
(dat jij) benadrukke(dat jij) benadrukte
(dat hij) benadrukke(dat hij) benadrukte
(dat wij) benadrukken(dat wij) benadrukten
(dat jullie) benadrukken(dat jullie) benadrukten
(dat gij) benadrukket(dat gij) benadruktet
(dat zij) benadrukken(dat zij) benadrukten
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
benadrukbenadrukt
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
benadrukkend, benadrukkende(hebben) benadrukt

Voorbeelde van gebruik

De regering in Kyiv is niet bereid grondgebied op te geven, benadrukte een topadviseur van de Oekraïense president Volodymyr Zelensʹkyj.
Putin benadrukte de „grote successen” van de Russische economie, ondanks de „vijandige sancties tegen Rusland”.
Ik moet dit wel heel sterk benadrukken.

Vertalinge

Deenslægge vægt på
Duitsmit Nachdruck sprechen; Nachdruck legen auf; unterstreichen; betonen
Engelsemphasize; stress; underline
Esperantoemfazi
Fransaccentuer; souligner
Nederduitsbenådrükken
Portugeesenfatizar