Informasie oor die woord ontsteken (Nederlands → Esperanto: ekbruligi)

Sinonieme: aanleggen, aanmaken, aansteken, doen ontbranden, in brand steken, stoken, opsteken, in de hens zetten

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ɔntˈstekə(n)/
Afbrekingont·ste·ken

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) ontsteek(ik) ontstak
(jij) ontsteekt(jij) ontstak
(hij) ontsteekt(hij) ontstak
(wij) ontsteken(wij) ontstaken
(jullie) ontsteken(jullie) ontstaken
(gij) ontsteekt(gij) ontstaakt
(zij) ontsteken(zij) ontstaken
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) ontsteke(dat ik) ontstake
(dat jij) ontsteke(dat jij) ontstake
(dat hij) ontsteke(dat hij) ontstake
(dat wij) ontsteken(dat wij) ontstaken
(dat jullie) ontsteken(dat jullie) ontstaken
(dat gij) ontsteket(dat gij) ontstaket
(dat zij) ontsteken(dat zij) ontstaken
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
ontsteekontsteekt
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
ontstekend, ontstekende(hebben) ontstoken

Voorbeelde van gebruik

Nu werden er meer toortsen ontstoken.
Wacht een ogenblik, terwijl ik Algy wek en het vuur ontsteek.

Vertalinge

Afrikaansaan die brand steek; aan brand steek
Deenstænde
Duitsin Brand stecken; anzünden; anstecken; entfachen
Engelskindle; ignite
Engels (Ou Engels)ontendan
Esperantoekbruligi; fajrigi
Fransallumer; enflammer
Hawaiïeshōʻā
Hongaarsmeggyújt
Italiaansaccendere
Katalaansencendre
Papiamentssende
Portugeesacender
Saterfriesounstikke
Spaansencender
Sweedsantända
Wes‐Friesoansette; opstekke