Informasie oor die woord opvoeden (Nederlands → Esperanto: eduki)

Sinonieme: dresseren, grootbrengen, kweken, opleiden

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɔpfudə(n)/
Afbrekingop·voe·den

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) voed op(ik) voedde op
(jij) voedt op(jij) voedde op
(hij) voedt op(hij) voedde op
(wij) voeden op(wij) voedden op
(jullie) voeden op(jullie) voedden op
(gij) voedt op(gij) voeddet op
(zij) voeden op(zij) voedden op
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) opvoede(dat ik) opvoedde
(dat jij) opvoede(dat jij) opvoedde
(dat hij) opvoede(dat hij) opvoedde
(dat wij) opvoeden(dat wij) opvoedden
(dat jullie) opvoeden(dat jullie) opvoedden
(dat gij) opvoedet(dat gij) opvoeddet
(dat zij) opvoeden(dat zij) opvoedden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
voed opvoedt op
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
opvoedend, opvoedende(hebben) opgevoed

Voorbeelde van gebruik

Hij is opgevoed door een wachtmeester der huzaren.

Vertalinge

Afrikaansopvoed; grootmaak
Deensopdrage
Duitsaufziehen; bilden; erziehen; ausbilden; ziehen
Engelsbreed; bring up; educate; raise; rear
Esperantoeduki
Faroëesala upp; læra; venja
Finskasvattaa
Franséduquer
Katalaanseducar
Maleisdidik … mendidik
Papiamentseduká
Portugeescriar; educar
Roemeenscrește; educa
Russiesвоспитывать
Saterfriesapluuke; bildje; tuchtje
Spaanseducar
Sweedsuppfostra
Thaiเลี้ยง; เลี้ยงดู
Yslandsala upp