Sinonieme: affreus, bar, ijselijk, schrikaanjagend, verschrikkelijk, vervaarlijk, vreeslijk, vreselijk
| Woordsoort | byvoeglike naamwoord |
|---|
| Uitspraak | /ɑfˈsxyʋələk/ |
|---|
| Afbreking | af·schu·we·lijk |
|---|
Trappe van vergelyking
| Stellende trap | afschuwelijk |
|---|
| Vergrotende trap | afschuwelijker |
|---|
| Oortreffende trap | afschuwelijkst |
|---|
Verbuiging
| | Stellende trap | Vergrotende trap | Oortreffende trap |
|---|
| Predikatief | afschuwelijk | afschuwelijker | (het) afschuwelijkst, (het) afschuwelijkste |
|---|
| Attributief | Onbepaald | Manlike en vroulike meervoud | afschuwelijke | afschuwelijkere | afschuwelijkste |
|---|
| Onsydige enkelvoud | afschuwelijk | afschuwelijker | afschuwelijkst |
|---|
| Meervoud | afschuwelijke | afschuwelijkere | afschuwelijkste |
|---|
| Bepaald | afschuwelijke | afschuwelijkere | afschuwelijkste |
|---|
| Partitief | afschuwelijks | afschuwelijkers | |
|---|
Ik heb een afschuwelijke ervaring gehad.
Eén afschuwelijk ogenblik kon ook Glawen niet op de naam komen.
Ik weet nu dat de vreemde en afschuwelijke dingen die in Sandwin House plaatsvonden al veel eerder begonnen waren dan wij gedacht hadden, beslist eerder dan Eldon en ik in die tijd vermoedden.