Informasie oor die woord heengaan (Nederlands → Esperanto: foriri)

Sinonieme: afgaan, opdonderen, opflikkeren, ophoepelen, opkrassen, opsodemieteren, ervandoor gaan, vertrekken, weggaan, zich verwijderen, opstappen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɦenɣan/
Afbrekingheen·gaan

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) ga heen(ik) ging heen
(jij) gaat heen(jij) ging heen
(hij) gaat heen(hij) ging heen
(wij) gaan heen(wij) gingen heen
(jullie) gaan heen(jullie) gingen heen
(gij) gaat heen(gij) gingt heen
(zij) gaan heen(zij) gingen heen
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) heenga(dat ik) heenginge
(dat jij) heenga(dat jij) heenginge
(dat hij) heenga(dat hij) heenginge
(dat wij) heengaan(dat wij) heengingen
(dat jullie) heengaan(dat jullie) heengingen
(dat gij) heengaat(dat gij) heenginget
(dat zij) heengaan(dat zij) heengingen
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
ga heengaat heen
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
heengaand, heengaande(zijn) heengegaan

Voorbeelde van gebruik

En zij gingen heen en berichtten het aan Jezus.
Het spijt ons oprecht u te zin heengaan en onze beste wensen geven wij u mee.
Gaat heen!
Mowgli stond op en ging heen.
Neem je paard en ga heen.

Vertalinge

Afrikaansvertrek
Albanies
Deensafgå; afrejse; go ud; rejse bort
Duitsfortgehen; weggehen; heimgehen; verscheiden; sich entfernen
Engelsdepart; go away; leave
Esperantoforiri
Faroëesfara avstað
Franspartir; s’en aller; filer
Italiaansandarsene; partire
Latynabaetere; abire; abitere; abscedere
Maleisberangkat
Noorsdra bort
Papiamentssali
Poolsusunąć
Portugeesafastar‐se; ausentar‐se; partir; retirar‐se
Roemeenspleca; se îndepărta
Russiesуехать
Saterfriesouraisje; wächgunge
Skots-Gaeliesfàg; falbh; imich
Spaansausentarse; irse
Sweedsge sig iväg
Thaiออก; ละ
Turksbırakmak
Wes‐Friesfuortgean; ôfsette; ôfstekke
Yslandsfara