Informasie oor die woord gerucht (Nederlands → Esperanto: onidiro)

Sinonieme: praatje, mare

Woordsoortselfstandige naamwoord
Uitspraak/ɣəˈrɵxt/
Afbrekingge·rucht
Geslagonsydig
Meervoudgeruchten

Voorbeelde van gebruik

Die geruchten zijn overdreven.
Maar mocht ooit een gerucht, een fluistering van zijn dwaze verhaal u ter ore komen…
Geruchten over grootschalige verkiezingsfraude doen de ronde.
Ook bevestigt een bron binnen het Oekraïense leger het gerucht dat Russische eenheden de Oostoekraïense stad zouden verlaten.
De geruchten als zou ik niet goed bij mijn hoofd zijn, zijn op niets gebaseerd.

Vertalinge

Afrikaansgerug
Deensrygte
DuitsGerede; Gerücht
Engelsrumour
Esperantoonidiro
Latynfama
Papiamentsrumor
Portugeesboato; diz‐que‐diz‐que
Spaansbulo; habladuría; rumor
Sweedsrykte
Wes‐Friesgeroft