Informatie over het woord leer (Spaans → Esperanto: legi)

Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdOnvoltooid verleden tijdOnbepaald verleden tijdToekomende tijd
(yo) leo(yo) leía(yo) leí(yo) leeré
(tú) lees(tú) leías(tú) leíste(tú) leerás
(vos) lees(vos) leías(vos) leíste(vos) leerás
(él) lee(él) leía(él) leyó(él) leerá
(nosotros) leemos(nosotros) leíamos(nosotros) leímos(nosotros) leeremos
(vosotros) leéis(vosotros) leíais(vosotros) leísteis(tú) leeréis
(ellos) leen(ellos) leían(ellos) leyeron(ellos) leerán
Voorwaardelijke wijs
(yo) leería
(tú) leerías
(él) leería
(nosotros) leeríamos
(vosotros) leeríais
(ellos) leerían
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdOnvoltooid verleden tijdToekomende tijd
(yo) lea(yo) leyera, leyese(yo) leyere
(tú) leas(tú) leyeras, leyeses(tú) leyeres
(vos) leás(vos) leyeras, leyeses(vos) leyeres
(él) lea(él) leyera, leyese(él) leyere
(nosotros) leamos(nosotros) leyéramos, leyésemos(nosotros) leyéremos
(vosotros) leáis(vosotros) leyerais, leyeseis(tú) leyereis
(ellos) lean(ellos) leyeran, leyesen(ellos) leyeren
Gebiedende wijs
(tú) lee
(vos) leé
(vosotros) leed
Gerundium
leyendo
Verleden deelwoord
leído

Vertalingen

Afrikaanslees
Albaneeslexoj
Catalaansllegir
Deenslæse
Duitslesen
Engelsread
Esperantolegi
Faeröerslesa
Finslukea
Franslire
Hongaarsolvas
IJslandslesa
Italiaansleggere
Jamaicaans Creoolsriid
Latijnlegere
Luxemburgsliesen
Nederduitsleasen
Nederlandslezen; aflezen
Noorslese
Papiamentslesa
Poolsczytać
Portugeesler
Roemeensciti
Russischпрочитать; читать
Saterfriesleese
Schotsread
Schots-Gaelischleugh
Srananleysi
Swahili‐soma
Thaisอ่าน; อ่านหนังสือ
Tsjechischčíst; čísti; přečíst; přednášet
Turksokumak
Welsdarllen
Westerlauwers Frieslêze
Zweedsläsa