Informatie over het woord fianĉo

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Afbrekingfi·anĉ·o

Verbuiging

 EnkelvoudMeervoud
Nominatieffianĉofianĉoj
Accusatieffianĉonfianĉojn

Vertalingen

Catalaanspromès; xicot
Deensforlovede
DuitsBräutigam; Verlobter
Engelsfiancé
Engels (Oudengels)brydguma
Faeröersbrúðgómur; festarmaður
Finssulhanen
Fransaccordé; fiancé
IJslandsunnusti
Italiaansfidanzato
Kabylischisli
Nederlandsbruidegom; bruigom; galant; verloofde
Noorsforlovede
Papiamentskomprometido
Portugeesnoivo
SaterfriesBrüüdicham
Spaansnovio; prometido; novillo
Westerlauwers Friesbreugeman; feint
Zweedsfästman