Informatie over het woord vivi

Woordsoortwerkwoord
Afbrekingviv·i

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdvivas
Verleden tijdvivis
Toekomende tijdvivos
 
Voorwaardelijke wijs
vivus
 
Gebiedende wijs
vivu

Actieve deelwoorden
Tegenwoordige tijdvivanta
Verleden tijdvivinta
Toekomende tijdvivonta

Vertalingen

Afrikaanslewe
Duitsleben
Engelsbe alive
Nederduitsleaven
Nederlandsleven; in leven zijn