Informatie over het woord Norweger (Duits → Esperanto: norvego)

Uitspraak/ˈnɔrveːɡər/
AfbrekingNor·we·ger
Woordsoortzelfstandig naamwoord
Geslachtmanlijk

Verbuiging

 EnkelvoudMeervoud
NominatiefNorwegerNorweger
GenitiefNorwegersNorweger
DatiefNorwegerNorwegern
AccusatiefNorwegerNorweger

Voorbeelden van gebruik

„Dies ist eine vorsätzliche, kaltblütige und von langer Hand geplante Invasion“, sagte der Norweger.
Der Norweger machte zudem deutlich, daß er die NATO‐Norderweiterung als Zeichen für ein Scheitern der Politik von Rußlands Präsident Vladimir Putin sieht.

Vertalingen

AfrikaansNoor
Albaneesnorvegjez
Catalaansnorueg
Deensnordmand
EngelsNorwegian
Esperantonorvego
Finsnorjalainen
FransNorvégien
GrieksΝορβηγός
Hongaarsnorvég
IJslandsNorðmaður
Italiaansnorvegese
NederlandsNoor
Noorsnordmann
Papiamentsnoruechi; norwedji
PoolsNorweg
Portugeesnorueguês
Russischнорвежец
SaterfriesNorweger
Spaansnoruego
TurksNorveçce; Norveçli
Westerlauwers FriesNoar
Zweedsnorrman