Informatie over het woord Schnee (Duits → Esperanto: neĝo)

Uitspraak/ʃneː/
Woordsoortzelfstandig naamwoord
Geslachtmanlijk

Verbuiging

 EnkelvoudMeervoud
NominatiefSchnee
GenitiefSchnees
DatiefSchnee
AccusatiefSchnee

Voorbeelden van gebruik

Vor allem wegen des Golfstroms fällt im Süden der Insel vergleichsweise selten Schnee.

Vertalingen

Afrikaanssneeu
Albaneesborë; deborë
Catalaansneu
Deenssne
Engelssnow
Engels (Oudengels)snaw
Esperantoneĝo
Faeröerskavi
Finslumi
Fransneige
Grieksχιόνι
Hawaiaanshau; hau kea
Hongaars
IJslandssnjór
Italiaansneve
Jiddischשניי
Latijnnix
LuxemburgsSchnéi
Maleissalju; salji
Nederduitssney
Nederlandssneeuw
Noorssnø; sne
Papiamentssneu
Poolsśnieg
Portugeesneve
Roemeensneu; zăpadă
Russischснег
SaterfriesSnee
Schotssnaw
Schots-Gaelischsneachda; sneachd
Spaansnieve
Swahilitheluji
Thaisหิมะ
Tsjechischsníh
Turkskar
Welseira; eiry
Westerlauwers Friessnie
Zweedssnö