Informatie over het woord versauen (Duits → Esperanto: malbonigi)

Synoniemen: verderben, verschlechtern, verschlimmern

Uitspraak/fərˈzaʊən/
Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ich) versaue(ich) versaute
(du) versaust(du) versautest
(er) versaut(er) versaute
(wir) versauen(wir) versauten
(ihr) versaut(ihr) versautet
(sie) versauen(sie) versauten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ich) versaue(ich) versaute
(du) versauest(du) versautest
(er) versaue(er) versaute
(wir) versauen(wir) versauten
(ihr) versauet(ihr) versautet
(sie) versauen(sie) versauten
Gebiedende wijs
(du) versaue
(ihr) versaut
versauen Sie
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
versauend(haben) versaut

Voorbeelden van gebruik

Der Mistkerl würde ihm nicht die beste Woche seines Lebens versauen.

Vertalingen

Engelsspoil; worsen
Esperantomalbonigi
Fransabîmer; gâter
Nederlandsbederven; verknoeien
Portugeesadulterar; estragar; viciar
Saterfriesferdierwe; fersljuchterje
Spaanscorromper; echar a perder
Westerlauwers Friesbedjerre