Informatie over het woord weichen (Duits → Esperanto: cedi)

Synoniemen: abtreten, nachgeben, überlassen, zedieren, übertragen, einräumen, zurückweichen

Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ich) weiche(ich) wich
(du) weichst(du) wichst
(er) weicht(er) wich
(wir) weichen(wir) wichen
(ihr) weicht(ihr) wicht
(sie) weichen(sie) wichen
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ich) weiche(ich) wiche
(du) weichest(du) wichest
(er) weiche(er) wiche
(wir) weichen(wir) wichen
(ihr) weichet(ihr) wichet
(sie) weichen(sie) wichen
Gebiedende wijs
(du) weiche
(ihr) weicht
weichen Sie
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
weichend(haben) gewichen

Vertalingen

Afrikaansmeegee
Catalaanscedir
Deensgive efter
Engelsyield; give way
Esperantocedi
Faeröerseftirlíka; lata sær lynda
Finsväistyä
Fransabandonner; abdiquer; céder; reculer; crever
Hongaarsenged
Italiaanscedere
Nederduitsmedgeaven
Nederlandsafstaan; bezwijken; cederen; meegeven
Portugeesabdicar; alhear; ceder; submeter‐se; transigir
Saterfriesätterreeke; outreede; wieke
Spaansceder
Turksteslim etmek
Westerlauwers Friesôfstean
Zweedscedere