Informatie over het woord Tisch (Duits → Esperanto: tablo)

Uitspraak/tɪʃ/
AfbrekingTisch
Woordsoortzelfstandig naamwoord
Geslachtmanlijk

Verbuiging

 EnkelvoudMeervoud
NominatiefTischTische
GenitiefTischesTische
DatiefTisch, TischeTischen
AccusatiefTischTische

Voorbeelden van gebruik

Dann ging er um den Tisch herum und schaute auf die Uhr.

Vertalingen

Afrikaanstafel
Catalaanstaula
Deensbord
Engelstable
Engels (Oudengels)beod; bord
Esperantotablo
Faeröersborð
Finspöytä
Franstable
Hawaiaanspākaukau
Hongaarsasztal
Italiaanstavolo; tavola
Jamaicaans Creoolstiebl
Jiddischטיש
Latijnmensa
LuxemburgsDësch
Maleismeja
Nederduitståfel
Nederlandstafel
Noorsbord
Papiamentsmesa
Poolsstół
Portugeesmesa; távola
Roemeensmasă
Russischстол
SaterfriesDisk
Schots-Gaelischbòrd
Spaansmesa
Sranantafra
Swahilimeza
Tagalogmesa
Thaisโต๊ะ
Tsjechischstolek; stůl
Welsbwrdd
Westerlauwers Friestafel
Zweedsbord