Informatie over het woord Polizei (Duits → Esperanto: polico)

Uitspraak/poliˈtsaɪ̯/
AfbrekingPo·li·zei
Woordsoortzelfstandig naamwoord
Geslachtvrouwelijk

Verbuiging

 EnkelvoudMeervoud
NominatiefPolizei
GenitiefPolizei
DatiefPolizei
AccusatiefPolizei

Voorbeelden van gebruik

Er war beritten und mit Sicherheit schon unterwegs zur Polizei.
Die Polizei mag sich mit dieser Aussage zufriedengegeben haben—aber ich nicht!

Vertalingen

Afrikaanspolisie
Catalaanspolicia
Engelspolice
Esperantopolico
Faeröersløgregla; politi
Finspoliisi
Franspolice
Grieksαστυνομία
Hongaarsrendőrség
IJslandslöggæsla; löggæslulið
Italiaanspolizia
Jamaicaans Creoolspoliis
Maleispolis; polisi
Nederlandspolitie
Noorspoliti
Papiamentspolis
Portugeespolícia
SaterfriesPolizei
Spaanspolicía
Thaisตำรวจ
Tsjechischpolicejní; policie
Turksemniyet; polis; zabıta
Welsheddlu
Westerlauwers Friespolysje; plysje
Zweedspolis