Informatie over het woord Montag (Duits → Esperanto: lundo)

Uitspraak/ˈmoːntaːk/
AfbrekingMon·tag
Woordsoortzelfstandig naamwoord
Geslachtmanlijk

Verbuiging

 EnkelvoudMeervoud
NominatiefMontagMontage
GenitiefMontags, MontagesMontage
DatiefMontag, MontageMontagen
AccusatiefMontagMontage

Voorbeelden van gebruik

Der Überfall habe sich in der grenznahen Region Belgorod ereignet, erklärte Gouverneur Vjatčeslav Gladkow am Montag auf Telegram.

Vertalingen

AfrikaansMaandag
Albaneeshënë
Catalaansdilluns
Deensmandag
EngelsMonday
Esperantolundo
Faeröersmánadagur
Finsmaanantai
Franslundi
GrieksΔευτέρα
Hongaarshétfő
IJslandsmánudagur
Italiaanslunedì
Jamaicaans CreoolsMonde
MaleisSenin
Nederduitsmåndag
Nederlandsmaandag
Noorsmandag
Papiamentsdjaluna
Poolsponiedziałek
Portugeessegunda‐feira
Roemeensluni
SaterfriesMoundai
SchotsMonanday
Schots-GaelischDi‐luain
Spaanslunes
Srananmunde
SwahiliJumatatu
Thaisวันจันทร์
Tsjechischpondělí
Turkspazartesi
Welsdydd Llun
Westerlauwers Friesmoandei
Zweedsmåndag