Informasie oor die woord abstellen (Duits → Esperanto: fermi)

Sinonieme: schließen, verschließen, zumachen, abschließen, beenden, stillegen, abdrehen, zudrehen, einschließen, stecken

Uitspraak/ˈapʃtɛlən/
Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ich) abstelle (ich) abstellte
(du) abstellst (du) abstelltest
(er) abstellt (er) abstellte
(wir) abstellen (wir) abstellten
(ihr) abstellt (ihr) abstelltet
(sie) abstellen (sie) abstellten
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ich) abstelle (ich) abstellte
(du) abstellest (du) abstelltest
(er) abstelle (er) abstellte
(wir) abstellen (wir) abstellten
(ihr) abstellet (ihr) abstelltet
(sie) abstellen (sie) abstellten
Gebiedende wys
(du) stelle ab
(ihr) abstellt
abstellen Sie
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
abstellend(haben) abgestellt

Vertalinge

Afrikaanssluit; toemaak
Deenslukke
Engelsclose; shut; adjourn
Engels (Ou Engels)fordyttan; lucan
Esperantofermi
Faroëeslata aftur
Finssulkea
Fransfermer
Italiaanschiudere
Katalaanstancar
Latynclaudere
Nederlandsdichtdoen; dichtmaken; sluiten; toedoen
Papiamentssera
Poolszamykać
Portugeesfechar
Roemeensînchide
Russiesзакрывать; закрыть
Saterfriesfersluute; pänje; sluute; ticht moakje
Skotsclose
Spaanscerrar
Thaiปิด
Tsjeggieszavírat; zavřít
Turkskapamak
Walliescau
Wes‐Friestichtdwaan