Informasie oor die woord legen (Duits → Esperanto: planti)

Sinonieme: stecken, pflanzen, anpflanzen, auspflanzen

Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ich) lege(ich) legte
(du) legst(du) legtest
(er) legt(er) legte
(wir) legen(wir) legten
(ihr) legt(ihr) legtet
(sie) legen(sie) legten
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ich) lege(ich) legte
(du) legest(du) legtest
(er) lege(er) legte
(wir) legen(wir) legten
(ihr) leget(ihr) legtet
(sie) legen(sie) legten
Gebiedende wys
(du) lege
(ihr) legt
legen Sie
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
legend(haben) gelegt

Vertalinge

Afrikaansaanplant
Albaniesmbjell
Deensplante
Engelsplant
Esperantoplanti
Fransplanter
Italiaanspiantare
Jamaikaanse Patoisplaant
Katalaansplantar
Nederduitspotten
Nederlandsaanplanten; planten; poten; uitplanten
Papiamentsplanta
Portugeesfincar; plantar
Saterfriesanplontje; lääse; plontje; stikje
Skots-Gaeliescuir
Spaansplantar
Sweedsplantera
Thaiปลูก
Wes‐Friesoanplantsje; ploantjse