Informasie oor die woord Fahrgast (Duits → Esperanto: pasaĝero)

Sinoniem: Passagier

Uitspraak/ˈfaːrɡast/
Woordsoortselfstandige naamwoord
Geslagmanlik

Verbuiging

 EnkelvoudMeervoud
NominatiefFahrgastFahrgäste
GenitiefFahrgasts, FahrgastesFahrgäste
DatiefFahrgast, FahrgasteFahrgästen
AkkusatiefFahrgastFahrgäste

Voorbeelde van gebruik

Jeder Fahrgast bekommt einen festen, namentlich reservierten Sitzplatz.
Der Bus war ohne Fahrgäste unterwegs von Kirchdorf nach Brandenburg zu einer Spargelplantage.

Vertalinge

Afrikaanspassasier; insittende
Albaniesudhëtar
Deenspassager
Engelspassenger
Esperantopasaĝero
Faroëesferðafólk
Franspassager
Italiaanspassagiere
Katalaanspassatger
Nederlandspassagier
Papiamentspasahero
Portugeespassageiro
SaterfriesFoargast; Passagier
Spaanspasajero
Swahiliabiria
Sweedspassagerare; trafikant
Tsjeggiescestující; pasažér
Turksyolcu
Yslandsfarþegi