Informatie over het woord giggel (Afrikaans → Esperanto: subridi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈχəχəl/
Afbrekinggig·gel

Vervoeging

Tegenwoordige tijdVerleden tijd
giggel-
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
giggelendegegiggel

Voorbeelden van gebruik

Hy lees sy boodskappe en giggel.
Leila giggel.

Vertalingen

Engelsgiggle
Esperantosubridi
Nederlandsgiechelen; grinniken; in zijn vuistje lachen