Informatie over het woord afstort (Afrikaans → Esperanto: falegi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɑfstɔrt/
Afbrekingaf·stort

Vervoeging

Tegenwoordige tijdVerleden tijd
afstort -
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
afstortendeafgestort

Voorbeelden van gebruik

Minstens 52 mense is dood en 45 beseer toe ’n erg oorlaaide bus Saterdag in die noorde van Indië in ’n kloof afgestort het.

Vertalingen

Duitsstürzen; hinstürzen
Esperantofalegi
Nederlandsmieteren; neerkwakken; smakken; storten; naar beneden mieteren; donderen; neersmakken; neerstorten