Thuispagina
•
Veeltalig vertaalwoordenboek
•
Nederlands–Engels woordenboek
•
Zinnen vertalen
Voorkeurstaal
Afrikaans
Deutsch
English
español
esperanto
français
Frysk
Nederlands
Zoeken
De Nederlandse taal
Woordenboeken
Woordenboeken op andere sites
Nederlands
Nederlands als brontaal
Nederlands als doeltaal
Compendium
Fonemen
Alfabet
Telwoorden
Hoofdtelwoorden
Rangtelwoorden
Persoonlijke voornaamwoorden
Onregelmatige werkwoorden
bakken
(bewerken door verhitting; verhit worden)
bannen
baren
barsten
bederven
bedriegen
beginnen
bergen
bersten
bevelen
bezwijken
bidden
bieden
bijten
binden
blazen
blijken
blijven
blinken
braden
breken
brengen
brouwen
(bier maken)
buigen
delven
denken
dingen
doen
dragen
drijten
drijven
dringen
drinken
druipen
duiken
dunken
durven
dwingen
ervaren
eten
fluiten
gaan
gelden
genezen
genieten
geven
gieten
glijden
glimmen
graven
grijpen
hangen
hebben
heffen
heten
hijsen
hoeven
houden
houwen
jagen
kerven
kiezen
kijken
kijven
klimmen
klinken
kluiven
knijpen
komen
kopen
krijgen
krijsen
krijten
(huilen)
krimpen
kruipen
kunnen
kwijten
lachen
laden
laten
lezen
liegen
liggen
lijden
lijken
lopen
malen
melken
meten
miegen
mijden
moeten
mogen
nemen
nijgen
nijpen
ontvangen
pijpen
plegen
pluizen
prijzen
raden
rieken
rijden
rijgen
rijten
rijven
rijzen
rinnen
roepen
ruiken
scheiden
schelden
schenden
schenken
scheppen
(creëren)
scheren
schieten
schijnen
schijten
schrijden
schrijven
schuilen
schuiven
slapen
slijpen
slijten
slinken
sluiken
sluipen
sluiten
smelten
smijten
snijden
snuiten
snuiven
spannen
spijten
spinnen
splijten
spreken
springen
spruiten
spugen
spuiten
steken
stelen
sterven
stijgen
stijven
stinken
stoten
strijden
strijken
stuiven
tijgen
treden
treffen
trekken
vallen
vangen
varen
vechten
verdrieten
verdwijnen
vergeten
verkiezen
verliezen
verslinden
verzwelgen
verzwinden
vinden
vlechten
vlieden
vliegen
vlieten
vouwen
vragen
vreten
vriezen
vrijen
waaien
wassen
(schoonmaken)
wassen
(groeien)
wegen
werken
werpen
werven
weten
weven
wezen
wijken
wijten
wijzen
willen
winden
winnen
worden
wreken
wrijven
wringen
zeggen
zeiken
zenden
zijgen
zijn
zingen
zinken
zinnen
zitten
zoeken
zouten
zuigen
zuipen
zullen
zwelgen
zwellen
zwemmen
zweren
(een eed afleggen)
zweren
(etteren)
zwerven
zwijgen
zwinden