Synoniemen: groeien, stijgen, toenemen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈaŋɣrujə(n)/ |
---|
Afbreking | aan·groei·en |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) groei aan | (ik) groeide aan |
(jij) groeit aan | (jij) groeide aan |
(hij) groeit aan | (hij) groeide aan |
(wij) groeien aan | (wij) groeiden aan |
(gij) groeit aan | (gij) groeidet aan |
(zij) groeien aan | (zij) groeiden aan |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) aangroeie | (dat ik) aangroeide |
(dat jij) aangroeie | (dat jij) aangroeide |
(dat hij) aangroeie | (dat hij) aangroeide |
(dat wij) aangroeien | (dat wij) aangroeiden |
(dat gij) aangroeiet | (dat gij) aangroeidet |
(dat zij) aangroeien | (dat zij) aangroeiden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
groei aan | groeit aan |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
aangroeiend, aangroeiende | (zijn) aangegroeid |