Synoniemen: aangroeien, stijgen, toenemen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈɣrujə(n)/ |
---|
Afbreking | groei·en |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) groei | (ik) groeide |
(jij) groeit | (jij) groeide |
(hij) groeit | (hij) groeide |
(wij) groeien | (wij) groeiden |
(gij) groeit | (gij) groeidet |
(zij) groeien | (zij) groeiden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) groeie | (dat ik) groeide |
(dat jij) groeie | (dat jij) groeide |
(dat hij) groeie | (dat hij) groeide |
(dat wij) groeien | (dat wij) groeiden |
(dat gij) groeiet | (dat gij) groeidet |
(dat zij) groeien | (dat zij) groeiden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
groei | groeit |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
groeiend, groeiende | (zijn) gegroeid |