Nederlands–Spaans woordenboek

Spaanse vertaling van het Nederlandse woord huis

Nederlands → Spaans
  
NederlandsSpaans (indirect vertaald)Esperanto
🔗 Zeker 40.000 huizen in de hoofdstad Manilla zijn verwoest.
huis van plezier
(bordeel)
;
mancebía
(aan; bij; op)
en
;
en casa de
🔗 Maar de broeder van de heer Blaek heb ik voor vele jaren weleens ten huize van mijn vader ontmoet… Hendrik Blaek, zo ik mij wel herinner.
vrouw des huizes
(huisvrouw)
cuarto de baño
;
establecimiento de baños
;
estación balnearia
(godshuis)
iglesia
🔗 Mijn huis zal een bedehuis heten, maar gij maakt het tot een rovershol.
iglesia
;
blocao
🔗 Ze zagen een klein blokhuis en op enige afstand daarvan in het veld een schuur.
(bovenverdieping)
piso alto
supra etaĝo
(buiten; buitenverblijf; villa)
casa de campo
;
finca
🔗 En daarom, zo zei ze, liet ze u dat buitenhuis en dat kunstwerk na.
(monoecisch)
monoico
monoika
(restaurant)
restaurante
;
restorán
🔗 Het is een eethuis, of misschien een herberg.
(ziekenhuis)
🔗 Moet heer Olivier naar het gasthuis?
(bedehuis; godshuis; bidplaats; gebedsplaats)
iglesia
🔗 Het gaat om een gebedshuis van Jehovah’s getuigen.
(raadhuis)
ayuntamiento
🔗 Ondanks dit leerzame voorval bleef heer Bommel bij zijn voornemen en hij begaf zich naar het gemeentehuis om zich te gaan beklagen.
(bajes; cachot; gevang; gevangenis; nor; lik; pot; bak);
prisión
(bedehuis)
iglesia
🔗 Waarom vormen de godshuizen elke keer weer de uitzondering op de regel?
(firma)
casa comercial
;
firma
(conciërge)
conserje
;
portero
🔗 Een oude huisbewaarder en zijn vrouw woonden in de enige bewoonbare hoek.
(stookolie)
aceite pesado
;
mazut
(gezellig)
cómodo
🔗 We hebben ons best gedaan om het in korte tijd zo huiselijk mogelijk te maken.
(familie; gezin)
familia
(penaten)
penates
penatoj
(schaal; schelp)
concha
(inboedel; meubels; meubilair)
ajuar
;
mobilario
;
mueblaje
tegenaria
(vrouw des huizes)
🔗 Iedereen in het koninkrijk, van de rijkste baron en de fatterigst geklede hoveling tot de armste horige en zijn in lompen gehulde huisvrouw, dacht na en sprak met anderen over de beoogde opvolger, de oudste zoon, Peter, van koning Roland.
(wonen; woonachtig zijn)
habitar
🔗 Hier bij de Knookpeppels huist een heks.
cochera
(café)
café
🔗 Ja, die zat met een paar chauffeurs in een koffiehuis te eten.
(pension)
casa de huéspedes
;
pensión
almacén
🔗 En er waren geen pakhuizen, en er was ook geen markt.
(plee)
excusado
;
retrete
;
water
(abattoir)
carnicería
;
matadero
🔗 Zijn adem overspoelde haar met de stank van duizend slachthuizen.
ayuntamiento
🔗 Heer Bommel en Tom Poes verlieten terneergeslagen het stadhuis en stapten de donkere regendag in.
stamhuis
(dynastie; vorstenhuis)
dinastía
tuinhuis
(koepel)
pabellón
(dioecisch)
dioico
🔗 Voorwaarde is dan wel dat er een mannelijke hulst in de buurt staat, want de hulst is tweehuizig.
(dynastie; stamhuis)
dinastía
🔗 Hij speelde al als kind voor Europese vorstenhuizen.
warenhuis
bazar
🔗 De opbrengst van de waterverkoop ging naar het vroegere weeshuis verderop.