Nederlands–Spaans woordenboek
Spaanse vertaling van het Nederlandse woord aanlopen
Nederlands | Spaans (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
arranque | ||
(aan komen lopen; beginnen met; nader treden; toetreden) | abordar ; salir al paso | |
🔗 Hinsen kwam over het dek aanlopen. | ||
ponerse rojo | ||
🔗 Wal Rus liep rood aan, maar hij bedwong zich en klom weer aan dek. | ||
(stromen; vlieten; vloeien) | fluir ; manar | |
🔗 Met zijn hand veegde hij het zweet van zijn voorhoofd dat in zijn ogen liep. | ||
(benen) | marchar ; | |
🔗 Elak vermande zich en liep het water in. | ||
(stappen; treden) | caminar ; dar pasos ; gestionar | paŝi |
🔗 Hij en John liepen naar hun ouders, die in de menigte stonden te wachten. | ||
(tippelen; wandelen) | pasear |