Nederlands–Frans woordenboek
Franse vertaling van het Nederlandse woord aanspreken
Nederlands | Frans (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
(aanklampen; toespreken) | ; adresser la parole à ; interpeller ; parler à | |
🔗 Als ik die vrouw daar aanspreek, vindt ze mij een vieze ouwe man. | ||
(aanbreken) | entamer | ekkonsumi |
🔗 En zullen we daarbij dan een goede maar niet te dure fles wijn aanspreken? | ||
abordable | alparolebla | |
(praten) | ||
🔗 De burgemeester wil je spreken. | ||
(praten) | ||
🔗 Maar ik kon niet spreken. | ||
discours ; parole | ||
(zeggen) | ||
🔗 „Ge gaat te ver”, sprak de markies. | ||
(praten) | ||
🔗 Op een winterse dag met Regin over zijn toekomst sprekend, vroeg Sigurd: „Welke daden worden van mij verwacht?” |