Nederlands–Fins woordenboek

Finse vertaling van het Nederlandse woord af

Nederlands → Fins
  
NederlandsFins (indirect vertaald)Esperanto
(gereed; klaar)
valmis
🔗 Maar het portret is nog niet af.
sitten
(beëindigen; besluiten; uitmaken; voleindigen; een eind maken aan; eindigen)
lopetta
🔗 Hij maakte zijn zin niet af.
(doden; doodmaken; ombrengen; om het leven brengen; van kant maken)
tappaa
🔗 Het dier moest worden afgemaakt.
(beschrijven; tekenen; trekken; uittekenen)
piirtää
(neertellen)
luetella
(flikkeren; neervallen; vallen)
pudota
(afwissen; vegen)
pyyhkiä
viŝi
🔗 „Ik kom al, meneer!” klonk het doffe antwoord uit een ver vertrek, spoedig gevolgd door Sam zelf, die zijn mond afveegde.
(verbeiden; wachten; wachten op; opwachten)
odottaa
🔗 Daarna gingen ze weer naar de wagen om de komst van de karavaan af te wachten.
(opbrengen; opleveren; voortbrengen)
aikaansaada
;
tuottaa
poiketa
🔗 Het was niet voor het eerst dat Hugo F. van het rechte pad afweek, want al in 1996 liep hij zijn eerste veroordeling op.
(schelen; uiteenlopen; verschillen)
erota
🔗 Onze openingstijden tijdens kerst wijken af van onze normale openingstijden.
(afvegen; vegen; wissen)
pyyhkiä
viŝi