Woordenboek Nederlands–Esperanto

Esperanto‐vertaling van het Nederlandse woord genoot

Nederlands → Esperanto
  
NederlandsEsperanto
(lid) ()
🔗 Heeft u dit signaal nog niet opgemerkt onder uw genoten.
🔗 Daarna zal Rusland zijn troepen weghalen uit Wit‐Rusland, herhaalde de Russische president Vladimir Putin eerder deze week nog tijdens een onderhoud met zijn Franse ambtsgenoot Emmanuel Macron.
🔗 Hij stond op en keerde zich naar zijn clubgenoot.
🔗 De Pakistaanse christen Watson Gill neemt het op voor zijn 2,5 miljoen geloofsgenoten in Pakistan.
(bekomen; krijgen; ontvangen)
🔗 Hij genoot een officieel jaarsalaris van ongeveer 30.000 euro, maar beschikte tegelijkertijd over peperdure villa’s in onder meer Zuid‐Afrika en Groot‐Brittannië.
(genieten van)
🔗 Hij heeft van zijn vrijheid dus niet meer mogen genieten.
(genieten van; savoureren)
(gezelschap; sociëteit; vereniging)
🔗 Het is door een of ander genootschap aangekocht.
(associatie; vereniging)
🔗 Het stelt mij teleur dat niet ons voltallige genootschap verschenen is, want wij moeten een kwestie van buitengewoon belang bespreken.
(medebewoner)
🔗 Waren de andere huisgenoten toen al naar bed?
🔗 Op een school in de Zuidduitse stad Offenburg heeft een vijftienjarige leerling donderdag een klasgenoot neergeschoten.
(landsman)
🔗 Hoe heette die landgenoot?
🔗 Maar waar waren zijn lotgenoten Jack en Joe?
🔗 Mijn naamgenoot was de enige van „ons troepje” die het in de les, bij ons spel en bij onze ruzies tegen mij op durfde te nemen.
🔗 Hij volgde op 30 juni 2010 zijn partijgenoot Horst Köhler op, die ook al moest aftreden.
samlokano
🔗 De politie heeft maandag een 22‐jarige man uit Geleen opgepakt op verdenking van betrokkenheid bij de dood van een 45‐jarige plaatsgenoot afgelopen zaterdag.
(evenknie)
(reisgezel)
🔗 „Het is een krankzinnigengesticht”, zei een onzer reisgenoten.
(stadsgenoot)
🔗 Ik schaam me voor mijn stadgenoten.
(stadgenoot)
samtribano
🔗 Zijn stamgenoten sluipen door het bos en durven niet naar huis uit angst voor de duvels.
samstudanto
🔗 Kijken we eens naar zijn studiegenoten.
(disgenoot; meeëter)
🔗 Niet hij trok echter de aandacht van de kleine detective maar zijn tafelgenoot.
🔗 Of hij daarin erg verschilde van zijn tijdgenoten is de vraag.
(reisgezel)
🔗 Maar wel weet ik dat Gandalf een goede tochtgenoot voor mij heeft uitgezocht.
vakgenoot
vakgenoot
(ambtgenoot; collega)