Nederlands–Engels woordenboek
Engelse vertaling van het Nederlandse woord aanspraak
Nederlands | Engels (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
(claim; pretentie) | ||
🔗 Er werd vrolijk feestgevierd in het kasteel van York, waar prins Jan de edelen, geestelijken en aanvoerders had uitgenodigd die hem steunden in zijn eerzuchtige aanspraken op de troon. | ||
(aanklampen; toespreken) | ; | |
🔗 Als ik die vrouw daar aanspreek, vindt ze mij een vieze ouwe man. | ||
break into | depreni de | |
sue | procesi kontraŭ | |
(aanbreken) | break into | ekkonsumi |
🔗 En zullen we daarbij dan een goede maar niet te dure fles wijn aanspreken? | ||
Nederlands | Engels |
---|---|
aanspraak | allocution; claim; pretence; pretension; title |
aanspraak hebben | have people to talk to |
aanspraak hebben op | have a claim to; be entitled to |
aanspraak maken op | challenge; claim; lay claim to; pretend to; stake one’s claim to |
aanspreken | accost; address; appeal to; bespeak; break into; dip; draw upon; speak to; solicit; speak; talk to; tap |
pensioenaanspraak | pension claim |
spraak | language; speech; tongue; voice |