Nederlands–Duits woordenboek

Duitse vertaling van het Nederlandse woord aanbouwen

Nederlands → Duits
  
NederlandsDuits (indirect vertaald)Esperanto
anbauen
(aanbouw; uitbouw)
Anbau
(aanleggen; optrekken);
aufbauen
;
erbauen
;
konstruieren
;
errichten
;
anlegen
;
bauen lassen
🔗 Wie heeft die oude steden gebouwd?
(timmeren)
zimmern
;
zusammenzimmern
;
zurechtzimmern
🔗 Dat is de plaats waar ik de jonk aan het bouwen ben.