Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord wear

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
;
🔗 Why did he wear the hood?
(go about; tack)
bij de wind draaien
;
overstag gaan
taki
(continue; endure; keep on; last; persist; go on); ; ; ; ;
slijtage
(carry)
🔗 Did you think they wore signs?
baby wear
bebovestoj
baby wear
sports wear
sportkleding
sportvestoj
wear away
(wear off; wear out)
; ; ;
wear down
(wear off; wear out; grind down)
wear off
(wear away; wear out)
; ;
wear off
(wear down; wear out; grind down)
wear out
(use up; overtax)
; ;
(wear away; wear off); ; ;
🔗 Moiraine Sedai said all of your clothes are worn out, and the lady Amalisa had new made to give you.
wear out
(wear down; wear off; grind down)
wear out
trivi
footwear
schoeisel
worn

EngelsNederlands
wear …in het … zijn
wearaanhebben; afmatten; afslijten; degelijkheid; dracht; dragen; gebruik; goed; houdbaarheid; kleding; kleren; lang vallen; slijtage; slijten; uitsluiten; vermoeien; verslijten; vertonen; voorbijgaan; voorhebben; zich houden; zich laten dragen
baby wearbabykleding
be in the wearin de mode zijn
be the wearin de mode zijn
for daily wearvoor dagelijks gebruik
for everyday wearvoor dagelijks gebruik
have no wear it iterg sleets zijn
he wears his heart on his sleevehet hart ligt hem op de tong
informal wearstadskledij; stadskleren
I won’t wear itik bedank ervoor; ik moet het niet
ladies’ weardameskleding
men’s wearherenkleding
sports wearsportkleding
summer wearzomerkleding; zomerkleren
there is a deal of wear in itje kunt er lang mee doen
the wear and tear of timede tand des tijds
the worse for wearafgeleefd; afgepeigerd; erg versleten; versleten
wear and tearsleet; slijtage
wear awayafslijten; omkruipen; slijten; uitslijten; verdrijven; verslijten; voorbijgaan; wegslijten
wear downaflopen; afmatten; afslijten; inslijten; overwinnen; uitputten; verslijten
wear false coloursonder valse vlag varen
wear offafslijten; eraf gaan; overgaan; uitslijten; uitwerken; verdwijnen; verslijten; wegslijten
wear onvoorbijgaan
wear oneself outzich afpeigeren
wear one’s heart on one’s sleevehet hart op de tong hebben; met zijn gevoelens te koop lopen
wear one’s heart upon one’s sleevehet hart op de tong hebben
wear outafdragen; afjakkeren; aflopen; afmatten; afslijten; slijten; uitmergelen; uitputten; uitschuren; uitslijpen; uitslijten; verslijten
wear somebody downiemand murw maken
wear the breechesde broek aanhebben
wear thindun worden; opraken; slijten
wear throughdoorslijten
wear welllang meegaan; niet gauw slijten; zich goed houden
beachwearstrandkleding
footwearschoeisel; schoenwerk
hard‐wearingduurzaam; slijtvast; solide; sterk
knitweargebreide goederen; tricotage
leisure‐wearvrijetijdskleding
outwearlanger duren dan; te boven komen; verslijten
ready‐to‐wearconfectie‐
slumber‐wearnachtgoed; nachtkleding
underwearondergoed; onderkleren
wearabledraagbaar
wearerdrager
wornop; sleet; sleets; versleten; vervallen