Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord shorts

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
shorts
(culottes; knee‐breeches; short pants)
korte broek
shorts
(short pants)
korte broek
shorts
(briefs; knickers; pair of briefs; pair of drawers; pair of knickers; pair of panties; pair of pants; pair of shorts; pair of underpants; panties; pants; trunks; underpants)
shorts
shorts
🔗 It has a large head, a short neck, relatively short arms and pillar‐like legs.
(inadequate; insufficient; meagre; poor; scarce);
nesufiĉa

EngelsNederlands
shortsbroekje; korte broek; onderbroek; shorts; slipje
boxer shortsboxershorts
shortalcoholisch aperitief; beknopt; bros; driftig; karig; klein; kort; kortaangebonden; kortaf; korte film; kortsluiting; krap; onaangelengd; plotseling; puur